vrijdag 2 november 2012

Literatuurgeschiedenis

Opdrachten Nederlands literatuurgeschiedenis

Een pennenproef als begin.
Opdrachten
1.       Wat is een pennenproef?
De monniken schreven vroeger met  een veer. Om de zoveel tijd moest die veer geslepen worden. Op te kijken of hij het weer deed schreven ze ergens achterin het boek een kort zinnetje. Dit was vaak het eerste wat in ze opkwam.

In welke periode werd oud-Nederlands gesproken?
Van ca. 800 to 1150
2.       Leg op de grond van de tekstpagina Lied van heer Halewijn uit welke eigenschappen van mondeling overgeleverde literatuur daarin naar voren komen.
Aan de opbouw zie je dat de literatuur vaak in rijmvorm word geschreven. Zo kon het makkelijk onthouden hoe het verhaal ging dit gebeurde ook via zingen omdat het nog makkelijker is om het te onthouden als iets op melodie staat.

Hoofsheid
Opdrachten
1.       Welke invloed hadden de kruistochten op de hoofse cultuur?
De mensen die op kruistocht gingen waren onder de indruk van de Arabische gebruiken. Hierna begon de hoofse cultuur zich ook in Europa te ontwikkelen.

Wat was het belangrijkste principe van hoofse omgangsnormen?
Dat je elkaar respectvol behandeld.
2.       Leg uit in hoeverre de kruistochten van belang zijn geweest voor het schrijven van deze roman.
Tijdens de kruistochten ontmoeten de mensen veel nieuwe mensen kennen. Het scheelde ook leerden de Europeanen hier nieuwe gebruiken kennen.

Ridderliteratuur
Opdrachten
1.       – Wat zijn de voornaamste verschillen tussen Karel- en Arthur romans.
Karelromans waren vaak over oorlogen en veel vechten terwijl de Arthur romans juist om de hoofsheid gingen.

     Welke voorbeeldfunctie hadden de ridderromans voor het oorspronkelijke publiek?
                De voorbeeld functie was dat ze wilden dat hoe wist hoe je je moest gedragen.
2.   Leg op de grond van de tekstpagina Karel ende Elegast uit welke typische eigenschappen van ridderschap daarin naar voren komen.
Je moest altijd trouw blijven aan de koning. Als je dat deed zou het goed met je    komen.

Voorbeeldige levens:
Opdrachten
1.       – Wat was het einddoel voor de middeleeuwse mens ? Hoe dacht hij dat te kunnen bereiken?
Het einddoel was om de hemel te bereiken en dat deden ze door goed te leven en niet te stelen niet te veermoorden enz.

Waarom was het leven van Jezus het voorbeeld bij uitstek?
 Hij leefde goed en gaf mensen zijn geloof door.
2.       Lees de pagina over het leven van Liedewij. In hoeverre lijkt haar levensloop op het leven van Jezus, dat als hét voorbeeld van een voorbeeldig leven werd beschouwd? Noem zowel overeenkomsten als verschillen.
Verschil: ze bad niet en gaf haar geloof niet door
Overeenkomst: Ze zijn allebei in staat om te leiden voor de rest van de mensheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten