dinsdag 6 januari 2015

Groot in een klein land

Het is een wereld vol rare wezens. Daar heb ik het niet helemaal bij het rechte eind, maar als mens in een land vol insecten moet het vast raar zijn. Dieren met vleugels, meerdere benen, zonder benen. Je zal er maar terecht komen. De meeste mensen zullen gek worden. De meeste mensen zullen dan ook niet in het schilderij van de Wollewei terechtkomen en insecten ontmoeten. Kleine Erik is een slimme jongen die het allemaal beleeft in Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans. Een kinderboek voor volwassenen.  

Erik of het klein insectenboek is een kinderboek wat ook geschreven kan zijn voor volwassenen. Dat blijkt vooral uit de structuur van het verhaal. Erik of het klein insectenboek is een chronologisch verhaal. Er komen wel enige flashbacks in het verhaal voor, maar deze zijn vooral functioneel. De flashbacks zijn ervoor om aspecten uit het verhaal te verduidelijken. Door deze structuur, is het boek makkelijk te lezen. Dat is ook niet zo gek, want het is natuurlijk wel een kinderboek.

In het boek worden veel antropomorfismen gebruikt. Alle dieren kunnen praten en per diersoort is er een bepaalde eigenschap. Deze eigenschappen zijn een beetje hetzelfde als groepen mensen. Zo zijn de wespen van adel. De wespen hebben een overtuiging. Deze overtuiging is  dat als men het is dan is men het en als men het niet is kan men het ook niet worden. Verder hebben de dieren hebben allemaal vooroordelen over elkaar, zoals de kakkerlak, een beest waar je niet in de buurt moet komen, want hij is smerig. Andere dieren kunnen er ook wat van. “Zo is bijvoorbeeld een rups een worm-op-weg. Hij spint zich in, doet vreselijk zijn best om zijn pootjes kwijt te raken en een worm te worden, maar het lukt niet: hij wordt een vlinder.” Door dit soort passages krijgt Erik of het klein insectenboek een licht satirische toon.

Als het om de werkelijkheid gaat, is Erik een echt kinderboek. Het hele verhaal speelt zich af in de wereld van het schilderij Wollewei, wat tot leven komt. In Wollewei leven allemaal insecten en Erik wordt net zo groot als de insecten om hem heen. In een onwerkelijke wereld kunnen ook onwerkelijke dingen gebeuren. Dat komt dit verhaal ten goede. Door wespen hun angels in de paraplubak te zetten, laat Bomans de insecten op een andere manier leven en een ander gezicht krijgen. Het is menselijker en geeft je een emotie mee. Aan de andere kant is juist die onwerkelijkheid wat me af en toe dwars zat. Een wesp kan zijn vleugels niet aan een haakje hangen. Bijen zijn geen familie van de wespen. Het zijn deze biologische onjuistheden, die mij stoorden tijdens het lezen van het boek, maar dit is natuurlijk een kwestie van smaak


Ik vind om deze redenen dat Erik of het klein insectenboek een geslaagd verhaal is. Ik zie het boek niet echt als een kinderboek. Je kan het lezen als kind, maar er zijn dingen die je dan zal missen. Het is meer een kinderboek voor volwassen. Je kan je fantasie de vrije loop laten, maar leert er uiteindelijk toch wat van.

Kaas, kaas en nog meer kaas

Kaas is een boek met een paar boeiende personages. Ten eerste heb je de protagonist genaamd Frans Laarmans. Frans is zijn hele loopbaan niks anders geweest dan een klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company. Frans is rond de veertig jaar oud en is getrouwd met zijn vrouw Fine. Hij heeft 2 kinderen genaamd Jan en Ina. Laarmans heeft verschillende broers en zussen, waarvan er één echt in het verhaal voorkomt, namelijk zijn broer de dokter.


Frans is een man met een complex en buiten dat een grootheidswaan. Deze grootheidswaan vindt je vooral terug als het om zijn Gafpa gaat. Laarmans heeft nog geen kaas verkocht of hij begint met het aanstellen van agenten. Je vindt het ook terug in passages als: “Ik ben ogenblikkelijk van plan met een paar kazen in mijn valies al de winkels van de stad te bezoeken waar kaas verkocht wordt. Maar met dat systeem zou mijn kantoor alleen staan en overbodig worden. En ikzelf ben hier toch onmisbaar voor correspondentie en boekhouding dunkt mij.”Hier in het achterhoofd houdend dat hij nog niks verkocht heeft, neemt hij hier iets te veel kaas op zijn vork. Ook is het een pietlut. Frans doet er namelijk meer dan een maand over zijn bureau en typemachine uit te zoeken. Hij heeft dan nog steeds niets verkocht wat lijdt tot de derde eigenschap. Laarmans stelt alles uit tot het laatste moment. Hij heeft nog maar vijf dagen om zijn twintig ton kaas te verkopen. Een echte doorzetter is het dan ook niet. Hij geeft het na één keer afgewezen te worden al op. Ook wetende dat hij nog maar vijf dagen heeft.


Meneer van Schoonbeke is het andere grote personage. Het is een man uit een rijke familie. Zijn burgerlijke status is onbekend, maar hij begeeft zich wel in de hogere sociale klasse. Schoonbeke is iemand  die erg om zijn sociale status geeft en daarom ook liegt over Laarmans positie. Hij kan het zich niet permitteren om met iemand uit een lagere klasse gezien te worden. Hij is erg trots op zichzelf en ziet Frans dan ook een beetje als een liefdadigheidsproject. Hij vind het niet heel erg als de Gafpa strand en geeft hier dan ook een beetje mee aan dat hij er nooit echt in geloofd heeft.

De relatie tussen Laarmans en Schoonbeke is door het hele boek goed. Van Schoonbeke is niet heel teleurgesteld van over het stranden van de gafpa en Laarmans gaat gewoon door als kaasverkoper, al is hij dit niet meer en weer klerk is. De relatie tussen Laarmans en zijn broer veranderd heel even zo lang Laarmans bezig is in de kaasverkoop. Hij vraagt hier tot kleine irritatie bij Laarmans leidende vraag: Hoe gaat het met de verkoop? De relatie tussen Laarmans en zijn vrouw en kinderen blijft ook goed. Dat blijkt uit de laatste zinnen: Brave, beste kinderen. Lieve lieve vrouw.

Link naar recensies, samenvatting en biografie.

De creatie die we leven noemen

Klonen is misschien raar en nog een beetje eng. Toch probeert men het, kijk maar naar het schaap Dolly. Dolly werd niet zo oud, maar ze leefde wel en was dan ook een doorbraak in de wetenschap. Klonen is mogelijk, maar aan klonen zit nog een andere kant. Die andere kant is natuurlijk de morele kant. De engelenmaker is een boek, wat een prettige leest, maar je ook laat nadenken.


De engelenmaker is een boek dat structureel een beetje raar in elkaar zit. Het boek bestaat namelijk uit drie delen. Het eerste en het derde deel spelen zich na elkaar af. Het tweede deel is de geschiedenis van de hoofdpersoon. Het eerste deel van het boek roept veel vragen op, die pas in het tweede deel beantwoord worden. Om een voorbeeld te noemen, de eerste vraag die opgeroepen wordt is gelijk de hoofdvraag van het hele verhaal. Het is duidelijk dat er iets mis is met de zoontjes van dokter Hoppe, maar wat er mis is wordt pas duidelijk aan het eind van het verhaal.


De Engelenmaker heeft verder ook een groot moreel aspect. Dit morele thema heeft vooral te maken met het wel en niet goedkeuren van klonen. Het klonen speelt dan ook een grote rol in  het leven van dokter Hoppe. Het is een thema wat te maken heeft met normen en waarden, en wat een wetenschapper wel en niet moet doen. Hij moet hierbij nadenken over het dilemma tussen kunnen en iets daadwerkelijk doen. Het is theoretisch mogelijk mensen te kunnen klonen, de vraag is alleen of het ook moreel verantwoord is om het te doen. In de Engelenmaker heeft dit dilemma een grote rol. Het zet je aan tot nadenken over de toekomst en wat wel en niet kan.


Aan de andere kant is het zo dat het klonen gruwel met zich meebrengt. Deze gruwel komt doordat het klonen eigenlijk niet lukt en het experiment ook mislukt. Dit resulteert in een afkeer en onverschilligheid van de dokter. Het leven wat hij gemaakt heeft is mislukt. Hoe dan ook houdt hij de klonen wel in huis en geeft ze een opvoeding. Deze futuristische, misschien wel gruwelijke aspecten maken de engelenmaker wel een sterker verhaal. Het geeft een extra dimensie waar je toch over gaat nadenken.


De Engelenmaker is stilistisch goed geschreven boek. In het eerste en het laatste deel is het boek erg makkelijk te lezen en kom je er erg makkelijk doorheen. In het tweede deel wordt het lezen iets lastiger en is enige biologische kennis makkelijk. De vaktaal wordt wel uitgelegd, maar toch is enige achtergrond kennis af en toe handig.

De Engelenmaker is een boek over een morele keuze, maar verder een heel goed, makkelijk geschreven verhaal. Het zit vol met vragen die in het eerste deel opgewekt worden, maar langzaam in de verdere delen worden beantwoord. Dit komt deels door de opbouw, maar ook door de schrijfstijl van Stefan Brijs.

De creatie van leven

Klonen is misschien raar en nog een beetje eng. Toch probeert men het, kijk maar naar het schaap Dolly. Dolly werd niet zo oud, maar ze leefde wel en was dan ook een doorbraak in de wetenschap. Klonen is mogelijk, maar aan klonen zit nog een andere kant. Die andere kant is natuurlijk de morele kant. De engelenmaker is een boek, wat een prettige leest, maar je ook laat nadenken.

De engelenmaker is een boek dat structureel een beetje raar in elkaar zit. Het boek bestaat namelijk uit drie delen. Het eerste en het derde deel spelen zich na elkaar af. Het tweede deel is de geschiedenis van de hoofdpersoon. Het eerste deel van het boek roept veel vragen op, die pas in het tweede deel beantwoord worden. Om een voorbeeld te noemen, de eerste vraag die opgeroepen wordt is gelijk de hoofdvraag van het hele verhaal. Het is duidelijk dat er iets mis is met de zoontjes van dokter Hoppe, maar wat er mis is wordt pas duidelijk aan het eind van het verhaal.

De Engelenmaker heeft verder ook een groot moreel aspect. Dit morele thema heeft vooral te maken met het wel en niet goedkeuren van klonen. Het klonen speelt dan ook een grote rol in  het leven van dokter Hoppe. Het is een thema wat te maken heeft met normen en waarden, en wat een wetenschapper wel en niet moet doen. Hij moet hierbij nadenken over het dilemma tussen kunnen en iets daadwerkelijk doen. Het is theoretisch mogelijk mensen te kunnen klonen, de vraag is alleen of het ook moreel verantwoord is om het te doen. In de Engelenmaker heeft dit dilemma een grote rol. Het zet je aan tot nadenken over de toekomst en wat wel en niet kan.

Aan de andere kant is het zo dat het klonen gruwel met zich meebrengt. Deze gruwel komt doordat het klonen eigenlijk niet lukt en het experiment ook mislukt. Dit resulteert in een afkeer en onverschilligheid van de dokter. Het leven wat hij gemaakt heeft is mislukt. Hoe dan ook houdt hij de klonen wel in huis en geeft ze een opvoeding. Deze futuristische, misschien wel gruwelijke aspecten maken de engelenmaker wel een sterker verhaal. Het geeft een extra dimensie waar je toch over gaat nadenken.

De Engelenmaker is stilistisch goed geschreven boek. In het eerste en het laatste deel is het boek erg makkelijk te lezen en kom je er erg makkelijk doorheen. In het tweede deel wordt het lezen iets lastiger en is enige biologische kennis makkelijk. De vaktaal wordt wel uitgelegd, maar toch is enige achtergrond kennis af en toe handig.

De Engelenmaker is een boek over een morele keuze, maar verder een heel goed, makkelijk geschreven verhaal. Het zit vol met vragen die in het eerste deel opgewekt worden, maar langzaam in de verdere delen worden beantwoord. Dit komt deels door de opbouw, maar ook door de schrijfstijl van Stefan Brijs.